LHBTIQ+: mijlpalen en tegenslagen
De emancipatie van de LHBTIQ+-beweging is de laatste eeuw met sprongen vooruitgegaan. Zeker in de laatste twee decennia werd er mijlpaal na mijlpaal binnengesleept. Wetten die homoseksualiteit verboden werden geschrapt, same sex-koppels kunnen trouwen en kinderen adopteren en genderneutrale toiletten en paspoorten zijn in verschillende landen een feit.
Maar het blijft een hobbelige weg, vol tegenslagen en stappen terug in de tijd. Kijk maar naar wat er nu in Hongarije gebeurt. Daarom is het goed dat we aandacht blijven besteden aan de strijd en de verworvenheden van de generaties voor ons. Dat vond ook Rodney Wilson, een homoseksuele geschiedenisleraar die de LGBT History Month in 1994 voor het eerst organiseerde. Hij deed dat naar voorbeeld van de Women’s History Month en de Black History Month en rightly so. Want ook de geschiedenis van de LHBTIQ-beweging is er eentje van protesten, barricades en emancipatorische strubbelingen en successen.
Een overzicht!
Van transgendercultus naar brandstapel
Geloof het of niet, vroeger werd er helemaal niet zo moeilijk gedaan over homoseksualiteit. Sterker nog, vrijwel alle antieke samenlevingen hebben sporen van same sex-erotiek nagelaten. Op keramiek, bijvoorbeeld, of in geschriften. Ook genderfluïditeit was in de meeste oude culturen geen probleem. Het ‘derde gender’, wat wij nu non-binair zouden noemen, kreeg binnen de stam of samenleving zelfs vaak een speciale, spirituele rol toebedeeld.
De eerste geschriften over same sex-relaties komen uit het oude Griekenland. Daar knoopten volwassen mannen seksuele relaties aan met adolescente jongens, wat de Grieken uit pedagogisch oogpunt toejuichten. En in zowel Griekenland als de Romeinse Republiek bestond een cultus die de godin Cybele vereerde door zichzelf te castreren, vrouwenkleding aan te trekken en zichzelf tot vrouw uit te roepen. Deze eerste transgenders zien we nu nog steeds als rolmodel.
Radicaal de nek omgedraaid
Die tolerantie werd in de loop van de derde en vierde eeuw de nek omgedraaid. Het Christendom kwam op en de tolerante, en zelfs aansporende, houding van de Romeinen veranderde langzaam maar zeker in een veroordelende. In 390 na Christus vaardigde keizer Theodosius I een wet uit waarin stond dat ‘mannen die paren als vrouwen’ op de brandstapel moesten.
Vanaf de dertiende eeuw werden homoseksuele handelingen overal in Europa strafbaar. En in 1532 riep het Heilige Roomse Rijk de doodstraf uit voor homoseksualiteit. De kerk trok elk middeleeuws martelwerktuig uit de kast om de ‘corruptie van sodomie’ te bestrijden. Homoseksuele mannen werden gestenigd, gecastreerd en op de brandstapel gezet. Ook vrouwen werden gemarteld en ter dood gebracht.
De eerste voorvechters
Dankzij de Verlichting en de Franse Revolutie begon het tij eind achttiende eeuw te keren. De meeste West-Europese legaliseerden homoseksualiteit en een relatief rustige periode brak aan, met kleine overwinningen.
Zo doken er nieuwe wetenschappelijke inzichten op, waardoor homoseksualiteit niet meer als religieuze zonde, maar als psychische aandoening werd gezien. Dat lijkt vanuit hedendaagse ogen nauwelijks een vooruitgang, maar destijds betekende het dat homoseksuelen niets aan hun geaardheid konden doen. En dat maatschappelijke veroordeling dus onterecht was.
Concentratiekampen
Met de uitbraak van het nationaalsocialisme begon de vervolging echter opnieuw. Onder het naziregime werden tienduizenden homoseksuele mannen opgepakt, gebrandmerkt met een roze driehoek en afgevoerd naar de concentratiekampen. Een flinke klap in het gezicht van de emancipatiebeweging, die na de oorlog zo’n twee decennia stagneerde.
Ondanks de baanbrekende onderzoeken van Alfred Kinsey, die in 1948 poneerde dat de menselijke seksuele oriëntatie vrijwel nooit uitsluitend homoseksueel of heteroseksueel is, bleef de publieke opinie namelijk afwijzend. Een paar jaar na de Kinsey-schaal vaardigde president Eisenhower zelfs een bevel uit dat homoseksuelen verbande van federale banen. Deze verbanning zou nog twintig jaar voortduren.
Kleine successen
Tegelijkertijd boekte de gemeenschap ook successen. Zo bepaalde het U.S. Supreme Court in 1958 dat de tegenstribbelende U.S. Post Office verplicht was het eerste gay magazine, ONE: The Homosexual Magazine, te bezorgen. Een enorme mijlpaal, net als het feit dat Illinois in 1961 de eerste staat was die ‘anti-sodomiewetten’ afschafte, waardoor homoseksualiteit officieel geen misdaad meer was.
Maar voor de gewone LHBTIQ+’ers bleef de situatie niet bepaald rooskleurig. In de Amerikaanse suburbs en de Europese wijken en achterbuurten werden ze routinematig onderworpen aan pesterijen, mishandeling en uitsluiting. In het vooruitstrevende New York mochten homoseksuelen zelfs geen alcohol drinken in cafés en moesten ze een eindje verder van de andere cafégangers gaan zitten.
Roze keerpunt
De roemruchte jaren zestig bleken een roze keerpunt. Iconisch moment? De Stonewall-rellen in 1969. Toen de politie de homobar Stonewall binnenviel, bood de homobeweging voor het eerst serieus tegenstand. Ze gooide met flessen, er braken gevechten uit en ze scandeerde kreten als ‘gay power!’. De rellen duurden zes dagen en leidden tot de eerste Gay Pride Parade in 1970. De homorechtenbeweging kwam nu écht op stoom.
Ook in andere landen begon het te rommelen. Nog vóór de Stonewall-rellen vond er in Nederland bijvoorbeeld een demonstratie plaats op het Binnenhof. Waarom? Homoseksualiteit werd gezien als een stoornis, iets pervers waartoe jongeren werden verleid. Door die homofobe gedachtegang was de grens voor seksueel contact tussen homoseksuelen 21 jaar, in plaats van de 16 jaar die voor heteroseksuelen gold. De honderd aanwezigen demonstreerden voor een verlaging van de leeftijdsgrens en met succes. In 1971 werd het omstreden wetsartikel geschrapt.
Kleurige marsen en demonstraties
De geest kon niet meer terug in de fles. Waar homoseksuelen in de jaren vijftig en zestig niet uit durfden te komen voor hun geaardheid, sloeg dat in de jaren zeventig compleet om. Er kwamen marsen en demonstraties om anti-homowetten af te schaffen en homoseksuelen te beschermen tegen onderdrukking op scholen, op straten en in hun sociale omgeving.
Kleurig uitgedost en openlijk gay gingen de demonstranten de straten op, hun recht opeisend om te mogen zijn wie ze zijn. Met succes, want steeds meer landen schaften de strafbaarheid van homoseksualiteit af en in 1973 schrapte ook het gezaghebbende DSM homoseksualiteit van de lijst van psychische stoornissen.
AIDS en homohuwelijk
Helaas betekende AIDS een bittere terugslag voor de homogemeenschap. In die vroege jaren tachtig kwam de ziekte vooral bij bij homoseksuele mannen en druggebruikers voor, waardoor angst, onbegrip en haat aanwakkerde. De solidariteit binnen de gemeenschap groeide, maar voor de buitenwereld bevestigde deze ‘homoziekte’ alle sluimerende vooroordelen die er nog rondom homoseksualiteit leefden.
Toch werd de publieke opinie in de nineties die volgden langzaam maar zeker positiever. Openlijk homoseksuelen veroverden de culturele wereld en de representatie van homoseksuelen in de media werd steeds vanzelfsprekender. Het hoogtepunt van deze fase? Het homohuwelijk! Nederland had de wereldprimeur in 2001, toen Anne-Marie en Hélène elkaar als eerste homostel het ja-woord gaven.
Waar staat de LHBTIQ+-beweging nu?
De laatste jaren is er ontzettend veel vooruitgang geboekt. Zo is er in de Europese Unie consensus ontstaan over de mensenrechten van de LHBTIQ+-gemeenschap, waarop een scala aan wetten volgde.
Paar voorbeeldjes? Het homohuwelijk is gelegaliseerd, er zijn gelijke rechten op het gebied van arbeid en huisvesting en bescherming tegen homofobie en transfobie is veelal vastgelegd. Ook is er recht op vrije seksualiteit, recht op adoptie en recht op geslachtsaanpassing. Veel bedrijven hebben ‘roze tafels’ en ‘Pride communities’ en scholen zetten zich actief in om seksuele diversiteit bespreekbaar te maken.
Dun laagje vernis
Toch zijn we er volgens Laurens Buijs, docent genderstudies aan de Universiteit van Amsterdam, nog niet. Hij wijst erop dat zelfs in het vooruitstrevende Nederland veel LHBTIQ+-jongeren worstelen met depressies, eetstoornissen en verslavingen. En dat ze nog steeds niet altijd veilig over straat kunnen. In dat licht was de mishandeling van de veertienjarige Frederique een pijnlijke slag in het Nederlandse zelfbeeld van ‘tolerant landje’.
Dat agressie tegen LHBTIQ+’ers verontrustend normaal is, blijkt ook uit de cijfers. Zo ontdekte het Nederlandse COC dat het aantal discriminatie- en geweldsincidenten in 2018 stevig was toegenomen in vergelijking met de tien jaar ervoor. Zo’n zeven op de tien LHBTIQ+’ers krijgt te maken met fysiek en verbaal geweld. En in voetbalkantines, praatprogramma’s en cabaretshows is ‘homo’ nog te vaak een scheldwoord. Zo bezien lijkt onze bezongen tolerantie een dun laagje vernis.
Homofobe landen
Tegelijkertijd blijft Nederland een Walhalla van ruimdenkendheid in vergelijking met openlijk homofobe landen als Hongarije en Rusland. Zo is er in Rusland al sinds 2013 een wet van kracht die ‘propaganda voor niet-traditionele seksuele relaties’ verbiedt.
Hongarije deed daar begin dit jaar een schepje bovenop, door boeken, films en andere media met homoseksuele content te verbieden, net als reclame waarin homo- of transseksualiteit voorkomt. Scholen riskeren een boete van driehonderd euro als iemand voorlichting komt geven over LHBTIQ+-onderwerpen. Alle demonstraties en politieke verontwaardiging ten spijt, zucht de LHBTIQ+-gemeenschap daar nu onder wetten die ze enkele decennia terug in de tijd werpen.
Werk aan de winkel!
Hoewel er globaal dus veel bereikt is, blijft homoseksualiteit in verschillende landen nog een sterk taboe. En zijn LHBTIQ+’ers nog te vaak slachtoffer van discriminatie, uitsluiting en zelfs vervolging.
Is er dus nog voldoende werk aan de winkel? Jazeker, en dat werk begint met het kennen en begrijpen van de geschiedenis. Let’s celebrate LGBT History Month!
Reageer of stel een vraag
0 reacties